Advaya

Vanwaar de naam ADVAYA?

Deze site heet Advaya. Dit is een Sanskriet-term, die ‘non-dualiteit’ betekent, ‘niet-tweeheid’. Deze term is in teksten van zowel Mahayana Boeddhisme alsook Advaita Vedanta veel gebruikt, vanaf het begin van onze jaartelling. Omdat de term ‘advaya’ door beide richtingen, de boeddhistische en de hindoeïstische, gebezigd wordt, zou hij door vertegenwoordigers van beide centraal gesteld kunnen worden: als een soort uitgangspunt voor een mogelijk inzicht in de onderliggende eenheid van beide ingangen. En zelfs een inzicht in de onderliggende eenheid van alle religieuze en filosofische ingangen, vooraf aan al hun verschillend-klinkende aanduidingen.

De term kan namelijk als symbool dienen voor datgene wat voorafgaat aan alle verschil. Iedere religieuze invulling, iedere verwoording omtrent ‘de kern van de zaak’ uit welke religie of filosofie ook, is gestoeld op een verschilloze kern. De kern van de zaak is universeel, en advaya is een van de beste aanduidingen voor dit universele en verschilloze.

Weliswaar is momenteel de term ‘non-dualiteit’, de westerse vertaling van het woord, hier een beetje aan het doordringen, maar herhaaldelijk blijkt uit het hedendaags gebruik ervan dat de kern van wat er oorspronkelijk mee werd bedoeld al niet meer voelbaar is, en dat de connectie met de bron ervan, de tradities waar we dit alles aan te danken hebben, volkomen genegeerd wordt. Terwijl eigenlijk gezegd zou kunnen worden dat advaya, non-dualiteit in de echte zin van het woord, ‘het grootste geschenk is dat het Oosten aan de wereld heeft geschonken’. Daarom voelt dankbaarheid nog steeds op zijn plaats.

Er blijft behoefte om duidelijk te onderscheiden wat non-dualiteit wel is en wat niet. De Sanskriet-term advaya zou hierbij een functie kunnen blijven behouden, onder andere uit respect voor de scherpe en onverwaterde omschrijving van het woord in de oorspronkelijke teksten. Uiteraard is het prachtig als westerse termen overblijven, zowel in Boeddhisme als Vedanta, maar er mag tevens een plek op het internet zijn waar een paar details uit de waarachtig non-dualistische tradities getoond worden, zodat huidige uitingen eventueel geijkt kunnen worden.

Non-dualiteit, het universele gegeven dat aan de basis ligt van alle denken, is het inzicht dat de werkelijkheid niet iets ‘buiten’ de mens is, en ook niet alleen maar ‘binnen’, maar ongescheiden, ‘niet-twee’. De ware aard van de mens is niet gescheiden van een hoger Beginsel, hoe dit verder ook wordt aangeduid. Het gaat om de verwezenlijking van deze ongescheidenheid als eigen ware natuur.

Ondanks het feit dat non-dualiteit als visie is ontwikkeld in het Oosten, en bevestigd en doorgegeven in een eeuwenlange keten van leraar op leerling (sinds enige decennia ook in het Westen), is het werkelijk universeel, van alle plaatsen. Vandaar dat de noodzaak ontbreekt om de vorm waarin non-dualiteit wordt doorgegeven nog vast te laten zitten in een van de specifiek-oosterse tradities.

In deze tijd is het het meest zinnig om de verschillende non-dualistische stromingen alle te erkennen als vormen van één en hetzelfde non-dualisme, en om dit non-dualisme op zich langzamerhand te ontdoen van de connectie met een specifieke stroming of denominatie, zodat steeds de kern van de zaak duidelijk blijft, en niet overspoeld raakt door allerlei bijzaken.

De term advaya (of het equivalent ervan, pu-erh in Chinees, fu-ni in Japans en gnyis-med in Tibetaans) wordt expliciet gebruikt in een paar tradities, die juist door dit expliciete samen één ‘advaya-traditie’ vormen, ‘de directe bevrijdingsweg’. Dit zijn met name de volgende.

Allereerst een paar boeddhistische vormen van direct onderricht, namelijk Zen (oorspronkelijk Ch’an genaamd) uit China en Japan, en  Dzogchen en Mahamudra uit Tibet.

Daarnaast zijn er de Indiase Advaita Vedanta en Kashmir Shivaïsme. Wat hierbij het vermelden waard is, is dat dat in veel oorspronkelijke teksten van Advaita Vedanta en Kashmir Shivaïsme de term advaya meer wordt gebruikt dan het synoniem advaita.

Deze tradities onderscheiden zich doordat zij meer dan andere een totale nadruk leggen op het niet-conceptuele als de uiteindelijke Werkelijkheid (dus de Werkelijkheid die aan de vele conceptuele ‘waarheden’ en ‘werkelijkheden’ voorafgaat), en op de noodzaak van het onmiddellijke, directe beleven hiervan. In dit opzicht zijn de paar genoemde boeddhistische tradities meer verwant met de ‘hindoeïstische’ Advaita dan met de dualistischer ingestelde scholen binnen het Boeddhisme.

Eigenlijk is non-dualiteit de onderliggende factor in alle spirituele tradities: de oorspronkelijke, niet-conceptuele basis van religie op zich, in Oost en West. Maar in de meeste religies is dit element uit het zicht geraakt – áls het daarin ooit al expliciet heeft kunnen zijn. Het is juist dit expliciete, het letterlijk benoemen en benadrukken van non-dualiteit als zijnde het bevrijdende element (namelijk de kern van de zaak), wat de zojuist genoemde bevrijdingswegen zo bijzonder maakt en waarin ze werkelijk eenduidig en eensgezind zijn.

Deze site, waar Advaya staat voor ‘Universeel Non-dualisme’, bevat een soort pleidooi voor het uiteindelijk loskoppelen van het verschil-benadrukkende element in de traditionele non-dualistische scholen, zodat het duidelijk wordt dat zij in de eerste plaats onderdeel zijn van universeel non-dualisme, en pas daarna een aparte naam hebben, zoals vedantist of boeddhist of soefi.

Eerst de kern, daarna de denominatie.

De focus van de aandacht op non-dualiteit – in feite je eigen oorspronkelijke natuur – zonder afgeleid te worden door allerlei bijkomstigheden die binnen de afzonderlijke tradities in de loop der tijd zijn aangeslibd, maakt het mogelijk dat non-dualiteit het uitgangspunt wordt om de fenomenen en gebeurtenissen in het leven te kunnen beoordelen en bespreken.

Als het niet vanaf de aanvang centraal gesteld wordt, is de kans bovendien groot dat non-dualiteit als een verheven ideaal geïnterpreteerd blijft, als een abstract iets dat losstaat van het leven, en dat hooguit ver in de toekomst ooit ons deel zou kunnen zijn.

Het centraal stellen van dit allereerste gegeven heeft eigenlijk steeds de vorm van een uitnodiging. Dat is de uitnodiging tot het herkennen van je eigen oorspronkelijke natuur. In dit herkennen kun je zelf tot een zuiver onderscheid komen, zodat de herkenning kan rijpen tot daadwerkelijk Besef. Je leert onderscheid te maken tussen wat werkelijk hetzelfde is, Niet-verschillend, én wat juist wel verschillend is (en blijft).

Voor de oosterse bevrijdingswegen, zowel de boeddhistische als de vedantische, is dit het belangrijkste onderscheid dat er gemaakt kan worden – het verschil tussen ‘de twee niveaus van werkelijkheid’: tussen de tijdloze, onderscheidloze, altijd-aanwezige Werkelijkheid, en de zich-manifesterende werkelijkheid, die continu in verandering is, met geboorte, groei, verval en dood. Voor dit tweede niveau is een veelvoud van aanduidingen mogelijk, variërend van ‘totale illusie’ tot ‘tijdelijke werkelijkheid’.

Het eerste niveau is het Verschilloze – het tweede betreft alle verschillen. Vandaar dat het hier benadrukte universele karakter van de non-dualistische scholen alleen maar het niveau betreft van de Verschilloze Werkelijkheid. Op het niveau van de manifestatie gebruikt iedere school een andere taal, met totaal verschillende gebruiken en afspraken. Daar kan nooit iets op tegen zijn, uiteraard, als de nadruk maar blijft liggen op de kern van de zaak.

De volgorde waarin de beide niveaus hier worden genoemd is niet willekeurig. Hoewel termen als ‘eerste’ en ‘tweede’ niveau natuurlijk niet in uiteindelijke zin waar zijn, kun je toch zeggen dat het voor de realisatie van je ware natuur essentieel is je eerst helemaal te wijden aan dat wat altijd het geval is, dus dat wat hier ‘eerste niveau’ wordt genoemd. Als je namelijk je aandacht in dezelfde tijd ook blijft richten op de bijzonderheden van de persoon, zal dit een belemmering vormen voor het zicht op je constant aanwezige (niet-persoonlijke) natuur.

Vandaar dat gezegd kan worden: maak de herkenning van je ware natuur tot het belangrijkste in je leven, tot de hoofdzaak. Door deze herkenning kun je zien dat het eerste niveau het tweede omvat. Het eerste niveau is altijd aanwezig: ook op de momenten dat vorm optreedt, waarin dus sprake is van ‘tweede niveau’, is het eerste erin aanwezig, als de grond of grondstof ervan.

Het onderscheid maken tussen de beide niveaus en het benoemen van het eerste niveau als ‘hoofdzaak’ moet niet geïnterpreteerd worden als een manier om de wereld der verschijnselen te kunnen ontkennen of verwaarlozen. Het gaat om het herkennen van een ‘hiërarchie’, een volgorde van belangrijkheid, waarin eerst het wezenlijke wordt onderzocht (en wel net zo lang tot werkelijk Besef ervan een realiteit is), zodat al het niet-wezenlijke daarna vanuit Besef kan worden geïnterpreteerd. Iedere omkering van deze volgorde leidt tot het continueren van de identificatie met een beperkte, aan verwarring en bederf onderhevige vorm.

Vanwege het belang van deze volgorde kun je deze zelfs ‘heilige volgorde’ noemen. Het woord ‘heilig’ voelt op zijn plaats omdat dit woord laat zien dat het hier niet om een methode gaat. De persoon heeft hier namelijk geen zeggenschap meer, dus alle methodes zijn opgelost in Leegte, het Conceptloze, dat je ook ‘Niet-weten’ zou kunnen noemen. ‘Niet-weten’ is een andere term voor je ware natuur – het vormt een onophoudelijke eenheid met louter Bewustzijn. Alle waarachtige non-dualistische onderricht is gebaseerd op de onverbreekbare combinatie van Leegte en Bewustzijn.

Ieder ‘weten’ is een verzameling herinneringen, die bovenop de stilte van onze wezenlijke natuur geplakt wordt. Juist Niet-weten geeft de mogelijkheid te zien dat de ware natuur van het denken en voelen, de ware natuur van ‘onszelf’, eenvoud is. Het is de eenvoud van louter Bewustzijn.

Alle zoeken, dat immers voortkomt uit de drang tot weten, voert weg uit de eenvoud. De uitnodiging is om de aandacht terug te brengen naar deze eenvoud, onmiddellijk. Naar Dat wat er al is voordat een gedachte zich aandient. Dat ben je nooit kwijtgeraakt; in feite kún je het niet kwijtraken.

Terugkeer tot deze eenvoud van Niet-weten, bijvoorbeeld door middel van de vraag ‘wie ben ik?’, is onmiddellijk, woordloos Besef, waarin gezien kan worden dat Niet-weten de bron is van alle opwellingen, zoals gedachten en zintuiglijke waarnemingen. Gedachten mogen opkomen, en ze mogen ook weer gaan. Spreken mag, en zwijgen ook. Bewustzijn op zich, dat altijd samengaat met Niet-weten, is nooit afwezig, noch tijdens het spreken, noch tijdens een eventuele projecterende gedachte, noch tijdens de afwezigheid van gedachten. Het samengaan van Bewustzijn en Niet-weten is de wezenlijke natuur van alle denken en voelen.

Het werkelijk tot onmiddellijk Besef komen, en het erin gestabiliseerd raken, is verwezenlijking van non-dualiteit, van advaya. Dit is de verwezenlijking van de natuurlijke staat, ook wel genoemd de ‘boeddha-natuur’. Dit is het waarom het gaat.

Philip Renard, 2000 en 2015