Advaya

Satsang, het Onomstotelijke en de meningen

door Philip Renard

I

Is er iets onomstotelijks? Een werkelijkheid die altijd werkelijk is,

die je daardoor ‘het allerwerkelijkst’ (of Werkelijkheid)

kunt noemen?

Kunnen wij een dergelijke onomstotelijkheid vaststellen?

Kunnen wij het benoemen?

Nee, geen term dekt het,

en toch kunnen wij het opmerken

en daardoor ook beseffen.

Als een ‘gat’, een Gat (of ‘God’),

een afgrond waarin ieder ‘weten’ is opgelost.

Vandaar de term ‘Niet-weten’ daarvoor.

Vandaar ook mijn uitnodiging tot Besef van Niet-weten.

Maar kan ‘Niet-weten’ misschien een uitvlucht zijn, een

ontsnappingsroute omdat het allemaal te moeilijk wordt,

een slimmigheid om van het lastige van de zaak af te zijn?

Zodra je Niet-weten toelaat, of ‘binnengaat’,

zul je merken dat iedere slimmigheid

of strategie is opgehouden,

omdat die nergens aan kan worden vastgekoppeld.

Hoe laat je Niet-weten toe (oftewel hoe ga je het ‘binnen’)?

Door jezelf gewoon te vragen:

‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’

En je zult merken

dat alles afgepakt wordt,

ieder aanhechtingspunt of koppelingsplaats

of ‘landings’plaats.

Geen verhaal of mening kan geloofwaardig blijven.

II

In de formulering van de vraag

‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’

kun je waarschijnlijk opmerken dat met ‘dit’ verondersteld

wordt dat er kennelijk op dit moment

door jou al iets wordt beleefd,

en dat ‘dit’ stilzwijgend als iets echts of werkelijks

wordt beschouwd.

De vraag ‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’

schenkt je

(naast een afgepakt worden van de elementen

die ‘dit’ tot zo’n duidelijk ‘iets’ leken te maken)

in een oogwenk een

bevestiging van je gevoel van echtheid.

Ja, je maakt werkelijkheid mee. Daarin blijk je jezelf dus niet te

bedotten.

Constant maak je werkelijkheid mee.

Maar wat ‘dit’ als zo werkelijk doet beleven

blijkt niet de vorm te zijn die ‘dit’

op dit moment kennelijk aanneemt,

dat wil zeggen het huidige object

(een herinnering, een zichtbare bloem of vrouw, een associatie

of mening, enzovoort).

Want het huidige object lost al op.

Al die vormen zijn wijkend,

plaatsmakend voor een volgende vorm,

en alleen echt op het moment van het kennen ervan.

Wat werkelijkheid schenkt is het Onomstotelijke,

niet te benoemen – iedere term is ernaast.

Het is open, leeg, stil, kennend, los van alle kleefkracht.

III

De term ‘satsang’ duidt op een samenzijn van een aantal mensen

met een leraar, of althans met ‘iemand’ die tot dit

samenzijn uitnodigt.

Het is samenzijn (sanga) in werkelijkheid (sat).

Het is een samenzijn waarin je helemaal niets te doen hebt,

waarin geen onderwerp is,

geen entertainment of voordracht of lezing.

Maar waarin wel de vraag gesteld kan worden:

‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’

Dan blijkt dat

werkelijkheid zich toont,

terwijl je omringd bent door ‘anderen’.

Temidden van ‘anderen’ bevind je je in werkelijkheid.

Daarin blijkt niet een ‘ander’ te bestaan.

IV

Het specifieke van satsang is

dat je met anderen bent

en nog helemaal mag meemaken dat er geen strijd is.

Er is Niet-strijd, met andere woorden Vrede.

Geen mening hoeft hier gehonoreerd te worden,

geen afzonderlijkheid of bijzonderheid.

Er is geen onderwerp.

Alleen maar Dit.

Wat ‘Dit’ ook maar is.

Dit blijft volstrekt direct,

vandaar dat je satsang ook wel

het ware Contact kunt noemen.

Natuurlijk kun je in je eentje

ook het Gat laten vallen (in al je verhalen)

waardoor je ziet dat jij

louter Bewustzijn bent,

Kennen, Vrede enzovoort.

Maar het is diepgaand om te merken

dat juist in het ware samen-zijn met anderen

dit Gat kan worden herkend

als zijnde Niet-strijd,

waarachtige Vrede, je ware natuur.

V

Tijdens satsang merk je dat meningen zijn opgelost.

Betekent dit dat ze voor altijd zijn opgelost –

en betekent dit dat een mening nooit terecht kan zijn?

Je hoort wel eens de mening

‘In Advaita passen geen meningen’,

maar dat blijft een van de meningen.

Advaita (of Advaya) is een term voor Werkelijkheid,

Non-dualiteit, Niet-twee, het Onomstotelijke,

en alles past daarin,

het is volkomen inclusief.

Advaita (of Advaya) is geen mening,

maar alle meningen rijzen eruit op

en lossen er ook weer in op.

Tijdens satsang, waarin het Gat wordt herkend

dat voorafgaat aan iedere mening,

kan ontdekt worden dat een mening

heel dicht bij dit Gat kan blijven,

bij Niet-weten, oftewel Niet-strijd

als het ware luisterend naar Niet-strijd.

Niet-strijd zou wel eens de basis kunnen bieden

voor ons verdergaande contact,

‘later’, ‘buiten’, ‘in de wereld’, ‘in de samenleving’,

ook al is dit slechts een mening.

VI

Niet-strijd is een ander woord voor Liefde –

hoewel ‘liefde’ door velen nog steeds

als een concept wordt gebruikt,

vaak juist om ‘liefde’ als hun diepste gelijk

en voorwaarde aan anderen op te leggen.

Toch is Liefde je ware natuur,

Leegte, het Gat, of God,

dat voorafgaat aan ieder concept of mening,

louter Niet-weten, het oplossen van macht.

Soms hoor je wel:

‘Je bent Bewustzijn, en dat is alles.’

Ik bevestig dit graag, omdat het zo evident is.

Maar ik zeg erbij:

‘Zie nu ook dat je Niet-strijd bent,

de Leegte die Liefde is.’

Hoewel dit door sommigen gezien wordt als een open deur

en door anderen als alleen maar een mening,

een mening van dualiteit en moraal,

zie ik het als een moeiteloze constatering

van een belangrijk iets,

waardoor dualiteit juist kan worden doorstraald,

en zo ook alle ‘moraal’.

Als eenmaal Bewustzijn herkend is als jezelf,

laat dan verder Voelen het werk doen,

met het vuur van je hartstocht:

‘bhakti’, het lofprijzen van het Gat, of God.

Laat je buiging het overnemen,

de bejubeling van de Waarheid – Niet-weten.

VII

Als eenmaal gezien en gevoeld wordt

dat ook Niet-strijd een woord is voor de kern,

het losvallen uit strijd en machtsstreven,

hoezo zou dan vervolgens dit

met voeten getreden mogen worden

(onder het mom van ‘in Advaita past geen moraal’

en ‘it is space hitting space’)?

Laten we Niet-strijd

juist als ons richtsnoer nemen,

en leren beminnen,

leren luisteren en buigen.

In Niet-strijd mag alles gezien worden,

al je opwellingen van strijd,

alle onoprechtheid en venijn.

Laat je triomf maar in het zicht komen

en openvallen in de herkenning.

Oprechte uitwisseling hierover,

waarlijk contact in oprechtheid,

is mogelijk dankzij de bereidheid

het licht van Liefde toe te laten.

Dit alles kan alleen maar

beoefend worden met anderen.

Wat een wonder!

Het gaat om het uiteindelijke Onafhankelijk-zijn (A-sanga),

en dit verloopt via Samen-zijn (Sat-sanga)!

Via Samenzijn-met-leraar,

wat samenzijn met paradox is, leegte & vorm.

In deze ware Relatie

is het openvallen gemakkelijk:

je hebt niets te doen.

VIII

Het enige dat omtrent de persoon zicht behoeft

is de subtiele kiem van strijd in jezelf.

Strijd, gevecht, macht, gelijkhebben, dwingen,

willen-winnen, overwinnen, overheersen –

welke term hiervoor dan ook;

meestal samen te vatten als

‘ik weet ’t beter dan jij’,

een heel eenvoudige vuist.

Deze primaire drang

is niet meteen verdwenen

als je hebt herkend dat je Bewustzijn bent.

Daarom is het terecht dat deze drang nog licht ontvangt.

Deze primaire en simpele drang

is het enige van de persoon dat aandacht verdient

– omdat dit het is wat ‘ego’ tot bolwerk maakt –

en je kunt zien dat deze zelfde drang

in talloze vermommingen de aandacht juist

trekt naar bijzaken, in verduisterende veelvoud.

Hierbij wordt van alles aangedragen, zoals

bestemming, taak, transformatie, groei, opdracht, werk,

individuatie, wedergeboorte enzovoort –

allemaal ‘f a s c i n e r e n d’.

Allemaal de zoektocht stimulerend.

Maar het is uitsluitend het subtiele strijd-element daarin

dat doorzien en erkend hoeft te worden.

Al het andere is al vrij,

met andere woorden is al Niet-weten, Niet-strijd.

Niets hoeft daarin onderzocht te worden.

Het enige wat nog een beetje licht nodig heeft

is het herkennen van wat nu Liefde tegenhoudt,

met een blik vanuit Liefde.

Totale eenvoud.

Geen zoektocht.

Een kleine vuist temidden van oneindige Onomstotelijkheid.

IX

Niet-weten is het Onomstotelijke,

alles rijst hieruit op.

Het is volstrekt inclusief.

Niets valt erbuiten.

Herken eerst Niet-weten, Niet-strijd

(via ‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef’?),

en daarna eventueel een innerlijke samentrekking,

een subtiel apart willen blijven, een afsplitsen,

een ‘mening’,

die we daarna eventueel kunnen uitwisselen, in Niet-strijd.

Herken de inclusiviteit, herken dat

dit inclusieve alles is wat er is,

als het Onomstotelijke.

Verschenen in InZicht van mei 2009; p. 4-7.